Mijn naam is Carina Klinkvis. Wanneer mensen aan mij vragen wat voor beroep ik heb, twijfel ik altijd een beetje over wat ik zal antwoorden. Op papier ben ik jeugdzorgwerker, gezinshulpverlener en gezinscoach. Wanneer ik dát antwoord geef, jeugdzorgwerker, is de reactie van mijn gesprekgenoot eigenlijk altijd hetzelfde. Iets in de trant van ‘Goh, dat zal vast pittig zijn’, ‘wat een zwaar beroep’ en ‘heftig zeg'. Niks is minder waar.
Kwetsbaar
Ik heb een ontzettend dankbaar beroep. Een beroep waar ik trots op ben, een beroep waarmee ik de mogelijkheid krijg om een intiem kijkje te mogen nemen in het hart van een gezin. En de mogelijkheid krijg om me ertegenaan te mogen bemoeien. Om niet alleen mee te kijken, maar ook om een gezin te mogen steunen. Ik krijg de mooiste verhalen te horen: verhalen met een lach en een traan. Verhalen over hoop, over pijn, over (nog) niet waargemaakte dromen. En al die verhalen hebben één ding gemeen: ouders zijn trots op hun kinderen en willen het beste voor ze. Zélfs als dat betekent dat ze een buitenstaander deelgenoot moeten, of mogen, maken van hun 'vuile was'. Ik kan niets anders dan respect hebben voor deze gezinnen, voor deze ouders, die zo graag hun kinderen willen helpen, dat ze mij in vertrouwen nemen. Ondanks het taboe en de negatieve lading die er op jeugdzorg ligt. Er is niets zo persoonlijk en zo kwetsbaar als opvoeden. En toch durven deze ouders het aan om mij in hun gezin binnen te laten.
Zonder oordeel luisteren
Ik begin mijn werk altijd met het vertellen wat ik kom doen. Ik kom jullie als ouders helpen om weer grip op je gezin te krijgen. Om het plezier in je gezin terug te vinden. Ik bespreek met het gezin hoe zij op het punt zijn beland dat ze mij, als hulpverlener, op hun bank hebben zitten. Vaak is er een heel proces aan vooraf gegaan. Soms hebben ze vuistdikke dossiers van eerdere hulpverlening. Soms ben ik de eerste hulpverlener die ze zien. Bij beide situaties vind ik het verhaal van het gezin het belangrijkst. Zij weten het best waarom ze zijn waar ze zijn. Ik probeer zo open mogelijk het gesprek in te gaan, nieuwsgierig te zijn en vooral zonder oordeel te luisteren. Dan pas heb ik een beeld, een eerlijk startpunt. Ik lees daarom bewust niet het hele dossier. Ik laat het gezin vertellen wat ertoe doet. Hierdoor geef ik de mensen die ik mag helpen het gevoel dat zij de regie hebben.