Enquête bevoegdheden leraren: grote stelselherziening onnodig

Het onderwijspersoneel vindt een nieuw bevoegdhedenstelsel onnodig. De leerkracht wil binnen zijn vakgebied zo breed mogelijk inzetbaar zijn. Wel ziet het onderwijspersoneel verbeterpunten bij drie specifieke groepen. Dat blijkt uit een landelijke enquête over het bevoegdhedenstelsel onder ruim 14 duizend leraren.

CNV Onderwijs heeft in juni 2020 samen met de andere onderwijsbonden (Aob, FvOv, FNV en platform VVVO) een landelijke enquête uitgezet onder ruim 14 duizend leraren die werkzaam zijn in het PO, VO en mbo. Daaruit blijkt dat het overgrote deel van de respondenten grote waarde hecht aan hoe ze zijn opgeleid, waardoor ze in principe breed inzetbaar zijn binnen het onderwijs. Voor een grote herziening van het bevoegdhedenstelsel is dan ook geen draagvlak. In het primair onderwijs (groep 3 t/m 8) vindt bijvoorbeeld 90% dat de opleiding hun voldoende bagage heeft gegeven om te werken met deze groepen. Voor groep 1 en 2 ligt dit percentage echter een stuk lager. Dit is dan ook een van de specifieke groepen waarbij de leraren wel een meerwaarde zien in een aparte bevoegdheid.

Verbeterpunten bevoegdhedenstelsel

Niet alleen voor het lesgeven in de kleuterklassen, maar ook voor het speciaal onderwijs en praktijkgerichte onderwijs in het vmbo en mbo kan de voorbereiding beter volgens de respondenten. Daarop wordt nog onvoldoende geschoold vinden de leraren die met deze groepen leerlingen werken. Uitzondering hierop vormt de academische pabo.

Brede inzetbaarheid uitgangspunt

In alle sectoren moet volgens de leraren het huidige stelsel van brede basis en inzetbaarheid het uitgangspunt zijn. Smallere bevoegdheden heeft volgens de respondenten het risico dat het lerarentekort kan oplopen. Voorzitter CNV Onderwijs Jan de Vries: ‘Leraren vinden het in deze tijd van lerarentekort niet nodig veel te sleutelen aan hun bevoegdheden. Meer geld, meer tijd, verlaging van de werkdruk en kleinere klassen zijn veel efficiëntere middelen in de strijd tegen lerarentekort en hoge werkdruk. Dat neemt niet weg dat leraren erkennen dat lesgeven aan kleuters een andere tak van sport is dan aan groep 7. En dat het werken in het speciaal onderwijs andere vaardigheden vereist en dus een specifiek opleidingsaanbod vraagt. Daar moet binnen het stelsel een oplossing voor komen.’
Een uitzondering hierop is het mbo. Daar kun je worden gevraagd om les te geven in een ander vak dan waarvoor je hebt geleerd. De steun voor versmalling is daar dan ook groter.

Over het bevoegdhedenstelsel

Het bevoegdhedenstelsel bepaalt aan welke groepen leerlingen een leraar les mag geven na de opleiding. In 2018 heeft de Onderwijsraad de minister geadviseerd om de bevoegdheden en het opleiden van leraren in het PO, VO en mbo ingrijpend te wijzigen. De commissie Onderwijsbevoegdheden (commissie Zevenbergen) zal in opdracht van het kabinet advies uitbrengen over aanpassing van het bevoegdhedenstelsel. Voor de bonden geldt nu duidelijk: zoek de verbeteringen binnen het huidige stelsel.

Het complete rapport kun je hier downloaden. Daarin staat per sector – het speciaal onderwijs en lerarenopleiders apart – hoe de respondenten denken over bevoegdheden en opleidingen.