Minister stelt doelen masterplan basisvaardigheden PO/VO

Aanleiding was de kritiek van de Inspectie was dat het onderwijs te veel procesmatig bezig is en meer concrete doelen moet gaan stellen. Met een brief aan de Tweede Kamer reageerde minister Wiersma vorige week op het verzoek van PO-Raad en VO-raad om te komen tot doelen voor het onderwijs. Mede ook ingegeven door het verzoek van de Kamer om meer grip te krijgen op het traject door het doelmatig inzetten van de financiële middelen.


Naast het stellen van een eenvoudige normering en de verplichting voor het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs om een leerlingenvolgsysteem in te zetten ter controle van de gestelde normering, komt de minister niet verder. Als het gaat om de ‘basis op orde’ spreekt de minister enkel en alleen over de basisvaardigheden. Hij wil de toetsdruk verminderen, maar komt tegelijkertijd met extra peilingsonderzoek. Het monitoren en controleren werkt het wantrouwen in de hand. ‘Inzetten op vertrouwen vermindert de werkdruk en biedt ruimte voor professionele ontwikkeling’, zegt Daniëlle Woestenberg, voorzitter CNV Onderwijs.

Betere PISA-score

Strategisch HRM voor professionalisering gericht op enkel de basisvaardigheden en curriculumbekwaamheid staat daarbij centraal. Het wetsvoorstel Strategisch HRM voor individuele en collectieve professionalisering ligt nu ter inzage (internetconsultatie). CNV Onderwijs roept op dit onderdeel nadrukkelijk te volgen. Verder wil de minister het curriculum bijstellen. Dit moet er onder andere toe leiden dat we ook internationaal (PISA-score) beter op de kaart komen te staan.

Aanmodderen

Slechts een beperkt aantal scholen profiteert van de subsidies die worden verstrekt om de basisvaardigheden op orde te brengen. Werd er vorig jaar geloot en kwamen daarom de juiste scholen niet aan bod, dit jaar sloop er een foutje in bij het toepassen van de CBS-indicator. Uiteindelijk ontvangen dit jaar 2.200 van de ongeveer 7.000 scholen de subsidie. Pas in 2026 ligt er een goed functionerend financieel systeem onder het onderwijsbeleid. Tot die tijd blijft het aanmodderen en wordt de controledruk op het onderwijs vanuit allerlei kanten vergroot.

Woestenberg vraagt zich af of hiermee de goede dingen worden gedaan. ‘Is er bij het stellen van deze doelen nagedacht over waartoe het onderwijs moet dienen? De minister sluit niet aan op dat wat er in het onderwijs al gebeurt. We krijgen steeds meer te horen dat mooie initiatieven in het veld sneuvelen onder de regeldruk van deze minister.’