Wat is een RVU?

Regeling voor Vervroegde Uittreding: daarvoor staat RVU. Deze regeling geeft een werknemer recht op een uitkering om de periode tot aan het pensioen of de AOW te overbruggen. In 2005 maakte de Wet VPL (Wet afschaffing Vut en Prepensioen en introductie Levensloopregeling) het voor werkgevers onaantrekkelijk om regelingen af te spreken die het voor werknemers mogelijk maakte om ‘vervroegd met pensioen’ te gaan met een overbruggingsuitkering.

Wanneer de Belastingdienst de tussen partijen overeengekomen regeling aanmerkt als RVU, dient de werkgever over de uitkering een eindheffing van 52 procent te betalen: de RVU-heffing.

Tijdelijke versoepeling

In 2021 is in het pensioenakkoord afgesproken dat de RVU-heffing van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025 wordt versoepeld*. Gedurende deze periode ben je als werkgever geen 52 procent RVU-heffing verschuldigd over het deel van de regeling dat onder de RVU-drempelvrijstelling blijft. De hoogte van de RVU-drempelvrijstelling is gekoppeld aan de netto-AOW en wordt ieder jaar opnieuw bepaald, zodat het blijft aansluiten op de netto-AOW. Om onder de RVU-drempelvrijstelling te vallen, moet de RVU aan drie voorwaarden voldoen.

Voorwaarde 1

De eerste voorwaarde is maximaal drie jaar voor de wettelijke AOW-leeftijd. De RVU-drempelvrijstelling is alleen van toepassing wanneer met een werknemer op het moment dat een regeling wordt overeengekomen niet meer dan 36 maanden verwijderd is van de voor de werknemer geldende AOW-leeftijd. Als de RVU voor een langere periode wordt afgesproken, geldt de fiscale vrijstelling niet voor uitkeringen, die worden gedaan in de maanden die vóór deze 36 maanden liggen. Over die eerdere maanden is wel een RVU-heffing van 52 procent verschuldigd.

Voorwaarde 2

De tweede voorwaarde is dat de hoogte van de RVU maximaal gelijk is aan de RVU-drempelvrijstelling. De RVU-uitkering is hetzelfde of lager dan het drempelbedrag (voor 2024 is dit 2.182 euro bruto per maand voor maximaal 36 maanden). Als het bedrag hoger is, dient over het bedrag vanaf 2.182 euro bruto 52 procent RVU-heffing te worden betaald.

Voorwaarde 3

De derde voorwaarde is dat de drempelvrijstelling geldt voor de jaren 2021 – 2025. Uiterlijk op 31 december 2025 spreek je een RVU af met jouw werknemer, die uiterlijk op 31 december 2028 de AOW-leeftijd bereikt. Van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2028 geldt een uitloopperiode, waarin je de drempelvrijstelling toepast voor de RVU.

Fiscaal geen RVU

Wanneer wordt een regeling fiscaal niet als RVU aangemerkt? Een regeling die wordt afgesproken met een werknemer wordt fiscaal niet als RVU aangemerkt als:

  1. Voldaan is aan de kwalitatieve toets
    Het betreft een ontslag wegens bedrijfseconomische redenen óf een niet aan leeftijd gerelateerd individueel ontslag (bijvoorbeeld ontslag wegens disfunctioneren, onenigheid over het te voeren beleid of onverenigbaarheid van karakter).
  2. Voldaan is aan de kwantitatieve toets
    Als geen sprake is van een ontslag, zoals hierboven bedoeld, geldt de kwantitatieve toets: kan de ontslagvergoeding dienen als inkomensvoorziening tot aan de pensioengerechtigde leeftijd? Hierbij gelden de volgende deeltoetsen:
    - 55-jaartoets: de periodieke uitkeringen eindigen voor 55 jaar en geen enkele uitkering is meer dan 100 procent van het laatste salaris.
    - 70 procent-toets: de totale inkosten zijn niet hoger dan 70 procent van het laatstverdiende loon (rekening houdend met ander loon uit vroegere dienstbetrekking, bijvoorbeeld WW), waarbij geen rekening wordt gehouden met de laatste 24 maanden voor de pensioendatum. In ieder geval mogen de uitkeringen niet later ingaan dan 24 maanden voor het pensioen.
  3. Als de jaarlijkse feitelijk arbeidsduur met ten hoogste 50 procent wordt verminderd
    (en het loon niet overeenkomstig vermindert).
    Wanneer aan de kwalitatieve toets is voldaan, hoeft naar de kwantitatieve toets niet meer te worden gekeken.

Uitvoering

Als een werknemer ervoor kiest om eerder uit dienst te treden met een RVU-uitkering, is het belangrijk dat de uitkering doorloopt tot het moment van de eerste AOW-betaling. Partijen hebben meerdere keuzes bij de vormgeving van een vrijgestelde RVU. Zij kunnen bijvoorbeeld overeenkomen dat de RVU-uitkering meestijgt met de jaarlijkse herziening van de RVU-drempelvrijstelling, dat een RVU-uitkering lager is dan het vrijgestelde bedrag of dat de een uitkeringsduur korter is dan drie jaren. Er zijn twee manieren waarop je als werkgever de maandelijkse uitkeringen aan de voormalig werknemer kan vormgeven. Je kunt een derde partij inschakelen voor de uitbetaling van de RVU-uitkeringen aan de werknemer. Of je betaalt zelf de RVU-uitkering aan de werknemers. Degene die de RVU uitvoert, is inhoudingsplichtig voor de loonheffing*. Tot slot: in sommige gevallen kan subsidie worden verkregen voor een overeengekomen RVU-uitkering. Meer hierover kun je teruglezen op www.uitvoeringsbeleidszw.nl. Je kunt hierover natuurlijk ook altijd een van onze adviseurs raadplegen.

*Zie voor een uitgebreidere toelichting de Handreiking voor uitvoering Regelingen voor vervroegd uittreden (RVU’s) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, www.uitvoeringvanbeleidszw.nl

* Zie artikel 6 , eerste lid, Wet op de loonbelasting 1964