Bron- en contactonderzoeker bij de GGD: 'Sommige telefoongesprekken blijven je bij'

Redelijk halsoverkop moest de 25-jarige geneeskundestudent Olav Vollebregt zijn onderzoek aan een buitenlandse universiteit afbreken toen in maart de coronacrisis begon. Nu werkt hij als bron- en contactonderzoeker bij de GGD in Amsterdam, waar hij ook floormanager is. Hij belt positief-geteste coronapatiënten op om de uitslag mee te delen en om te achterhalen met wie zij in de afgelopen dagen in contact zijn geweest.

‘Het is heel verschillend hoe mensen erop reageren als we bellen’, vertelt Olav. ‘Sommigen hebben weinig klachten, maar hadden een besmetting wel verwacht, omdat hun huisgenoten eerder positief getest zijn. Die weten al redelijk wat erop hen afkomt. Natuurlijk blijft het schrikken dat ze het coronavirus blijken te hebben. Er zijn ook mensen die het totaal niet verwacht hadden en die er best wel emotioneel op reageren. Een heel belangrijk aspect van het werk als bron- en contactonderzoeker is om in zo’n geval een luisterend oor te bieden en iemand gerust te stellen. En tegelijkertijd zoveel mogelijk goede informatie te bieden en te achterhalen. Want een belangrijk deel van ons werk is om te kijken waar iemand besmet zou kunnen zijn geraakt. En wie hij daarna heeft gezien en welke plekken hij heeft bezocht. Want ondanks dat iedereen nu minder andere mensen ziet en minder locaties bezoekt, is het nog best wel lastig om dat allemaal boven water te krijgen. Daar proberen we echt goed de tijd voor te nemen. Wat daarbij kan helpen is om recente WhatsApp-geschiedenissen erbij te nemen. Om zo te achterhalen wie je wanneer hebt gezien.’

Hart onder de riem

‘Sommige telefoongesprekken blijven je bij. In mei, tijdens mijn eerste weken bij de GGD, was het virus nog wat minder verspreid. Het ging op dat moment om kleinere aantallen dan nu. Mensen wisten er ook minder van. Ik kan me herinneren dat ik een lang gesprek heb gehad met een hele familie waarvan de vader op dat moment op de intensive care opgenomen was, en waar het niet goed mee ging. Dat was een van de eerste gesprekken die ik voerde, en dat was een heel moeilijk, maar ook een heel bijzonder gesprek. Zo met die hele familie. En hen naast het bron- en contactonderzoek toch ook nog een soort hart onder de riem te kunnen steken. Ik moest de contacten van vader zien te achterhalen, de quarantaineregels aan de familie uitleggen en vooral heel veel vragen beantwoorden. Want het is logisch dat mensen op zo’n moment met veel vragen zitten. Dat gesprek maakte indruk. Later heb ik de familie nog een keer gesproken tijdens een monitorgesprek. Gelukkig ging het toen met hen en de vader van het gezin veel beter.’

Meer dan werk

‘Het is zeker meer dan alleen maar werk. Ik denk dat dat bij iedereen die hier werkt heel erg leeft. Natuurlijk is het ook gewoon je baan, maar daarboven staat wel dat de coronacrisis heel het land en heel de wereld in haar greep heeft en dat iedereen erg gemotiveerd is om bij te kunnen dragen wat ze kunnen. En dat geldt zeker bij deze baan, waar toch wel redelijk direct de gevolgen te merken zijn van de effectieve bestrijding. Iedereen heeft hier het idee dat wat we doen, dat dat belangrijk is. Dat het meehelpt aan het stoppen van de snelle verspreiding van het virus. Het is een bijzonder gevoel om in zo’n maatschappelijk belangrijk team mee te kunnen draaien.’