Kinderopvangmedewerkers Wilma en Martine in gesprek met elkaar

Werken in de kinderopvang is veel meer dan even op andermans kinderen passen. Dat weten senior pedagogische medewerker Wilma Ebregt (65) en kinderopvang-eigenaar Martine Jansen-Apol (45) als geen ander. ‘We worden echt ondergewaardeerd’, vindt Ebregt. Maar hoe los je dat op?

Hoe merk je gebrek aan waardering?

Ebregt: ‘In het salaris bijvoorbeeld. Dat van mezelf vind ik goed, maar ik weet dat er kdv’s zijn die niet conform cao betalen of nooit verhogen. Mensen denken dat we een soort oppassers zijn, maar dat is niet zo.’

Jansen-Apol: ‘Alsof we de hele dag zitten te knutselen, boekjes lezen en met de kinderen buiten spelen. Dat gebeurt ook, maar het is veel meer dan dat. Ouders geven hun kinderen, hun kostbaarste bezit, een groot deel van de week aan ons. Dat is niet niks. Daarnaast is ieder kind anders, met een andere achtergrond en ontwikkeling, waar je rekening mee moet houden. Daar mag wel meer begrip voor zijn.’

Wilma Ebregt is senior pedagogisch medewerker bij Kinderdagverblijf Chou Chou in Den Haag.

Stel, de kinderopvang wordt goedkoper of zelfs gratis. Faalt of stijgt juist de waardering dan?

Jansen-Apol: ‘Ik denk dat het dan wel meer wordt gewaardeerd, omdat de financiële drempel dan minder hoog wordt. Alle ouders willen dolgraag een subsidie ontvangen als hun kind naar de opvang gaat, zelfs als ik denk: volgens mij kan jij het prima betalen. Ik ben wel benieuwd hoe de overheid gratis kinderopvang zou betalen. Dat wordt toch veel te duur?’

Over de overheid gesproken: D66 stelde onlangs Kamervragen over de kinderopvang. ‘Acht u het wenselijk om voor de kinderopvang duidelijk te maken wat kinderen moeten hebben geleerd als ze doorstromen naar het basisonderwijs, net zoals voor het basisonderwijs is vastgelegd wat kinderen moeten hebben geleerd voordat ze naar het voortgezet onderwijs gaan?’, wil de regeringspartij weten. Achten jullie dit wenselijk?

Ebregt: ‘Ik vind dat niet alleen de taak voor de kinderopvang, maar ook voor de ouders. Het is deels opvoeding. Ook zij moeten ervoor zorgen dat hun kind bepaalde dingen kan voor de basisschool.’

Jansen-Apol: ‘Dat “moeten” moet er eens af. Kinderen moeten niks. Ieder kind ontwikkelt zich op zijn of haar eigen tempo.’

Ebregt: ‘Op deze manier wordt het een soort afvinklijst voordat je naar de basisschool mag. Dat voelt niet fijn.’

Zoiets kan ook de werkdruk verhogen. Hoe is die überhaupt bij jullie?

Jansen-Apol: ‘Ik heb geen last van een enorme werkdruk, en daar hoor ik mijn meiden ook niet over. Het scheelt ook dat wij in een klein dorp zitten, denk ik.’

Ebregt: ‘Bij ons is de werkdruk wel hoog, omdat er te weinig personeel is. Mijn werkgever doet er alles aan om nieuwe mensen te werven, maar er solliciteert niemand. Misschien heeft het te maken met dat wij midden in de Haagse Schilderswijk zitten. Vanochtend heeft iemand zich nog ziekgemeld, dan is het echt roeien met de riemen die we hebben. Je komt dan niet aan al je taken toe.’

Jansen-Apol: ‘Ja, wij zijn ook wel wanhopig op zoek naar een paar extra handen.’

Ebregt: ‘Wij zijn constant onderbezet. Af en toe heb je een stagiair, maar die kan ook aanvoelen als een extra kind erbij, haha. Het is qua tekort soms echt overleven.’

Jansen-Apol: ‘Het is echt iets van de laatste jaren. Naar mijn idee maken steeds meer mensen gebruik van de kinderopvang.’

Martine Jansen-Apol is eigenaar van De Plezierwier in Ezinge.

Hoe komt het dan dat zo weinig mensen voor dit beroep kiezen?

Ebregt: ‘Je maakt over het algemeen lange werkdagen. Daarnaast zien mensen het toch als een beetje oppassen. Weinig uitdagend.’

Jansen-Apol: ‘Er zou meer subsidie moeten komen, zodat we het beroep financieel gezien aantrekkelijker kunnen maken. Ik heb mijn vrijwilliger bijvoorbeeld gewezen op het STAP-budget voor scholing en ontwikkeling, van de overheid. Zij gaat nu daardoor, voor flink minder geld, een opleiding volgen.’

Hoe is, naast het groeiende personeelstekort, het vak de afgelopen jaren nog meer veranderd?

Ebregt: ‘Ik werk nu 35 jaar in de kinderopvang en merk dat er steeds meer administratie bij komt kijken. Alles moet geregistreerd en geobserveerd worden. Daarnaast heb je nu meer zorgenkindjes dan vroeger.’

Jansen-Apol: ‘Ook zijn de opleidingen aangescherpt. Als je binnen je opleiding niet de richting kinderopvang kiest, dan kun je niet meer terug, mocht je toch de kinderopvang in willen. En alles gaat nu digitaal hè. Het wordt allemaal wat afstandelijker, maar ik krijg wel meer verantwoordelijkheid. Ik heb echt een dagtaak aan die administratie. Daardoor sta ik wat minder op de groep.’

Merken jullie eigenlijk een verschil sinds de Toeslagenaffaire?

Ebregt: ‘Nee, niets.’

Jansen-Apol: ‘In plaats van de ouders, moet ik nu hun gebruikte opvang-uren zelf opgeven bij de Belastingdienst.’

En wat gaat er sinds de afgelopen jaren juist goed?

Jansen-Apol: ‘De opvang wordt steeds flexibeler, ik merk dat ouders dat waarderen.’

Ebregt: ‘Kinderen gaan tegenwoordig ook veel meer naar buiten. Super!’

Wat maakt jullie werk juist het mooiste beroep ter wereld? Waarom moeten meer mensen hiervoor kiezen?

Jansen-Apol: ‘Ouders waarderen het zo wat je voor hun kinderen doet. En de kinderen zelf ook: die blije gezichtjes maken alles goed.’

Ebregt: ‘Je mag het tegenwoordig amper meer zeggen, maar kinderen zijn echt mijn hobby. Ik ben zo geïnteresseerd in ze, ik doe alles voor ze. Ik wil ze zien lachen, ontdekken, ik wil ze helpen met leren. Dat is elke dag weer een uitdaging. Ik hoef niet meer zo lang tot mijn pensioen, maar ik verwacht niet dat ik ooit helemaal zal stoppen met werken. Dat wil mijn baas ook helemaal niet. Ik ben graag met kinderen bezig. Altijd eigenlijk.’